Al vanaf de start van de middelbare school is de maandag voor mij een trigger voor angst. Een trigger voor spanning, voor overweldigd zijn, voor het niet durven en niet weten. Dat maandag de start is van een nieuw week, maar ook van een nieuw schooljaar, een nieuwe baan, een nieuwe stage of een nieuwe opleiding helpt aan die ervaring niet mee. Nu op mijn 37ste kan ik nog steeds niet omgaan met maandag.
Een nieuwe school
Op mijn 11e verhuisden we naar een nieuwe stad. En daarbij kwam tegelijk mijn start op de middelbare school. Ik werd een brugpieper. En waar dit meestal al ontzettend spannend is moest ik het doen met vreemden. Niemand aan wie ik me vast kon houden. Een kennis van een kennis van mijn moeder heeft gezorgd voor een vorm van contact zodat ik niet alleen zou zijn. Zodat ik niet alleen naar school zou hoeven fietsen. Maar het zorgde er eigenlijk voor dat ik me meer alleen voelde dan ooit.
Toen de eerste schooldag aanbrak kon ik alleen maar trillen. Van wanhoop, van angst. Kon iemand er alsjeblieft voor zorgen dat ik niet zou hoeven gaan. Huilend stond ik in de achtertuin met mijn fiets, “ik wil niet gaan! Ik durf niet!” Maar ik moest.
Zoals je zult begrijpen heb ik deze dag gewoon overleefd. Maar het was bijzonder onaangenaam. Vol met angst, stress, misselijkheid en buikpijn. Mijn lijf is toen begonnen met leven in de overleefmodus. En mijn sociaal wenselijk gedrag is toen meer dan ooit aangegaan, en niet meer uitgegaan. Als ik geaccepteerd wil worden, moet ik doen zoals een ander doet. Als ik aardig en leuk gevonden wil worden, moet ik doen wat een ander van mij vraagt. En ik wilde niets liever dan erbij horen. Dat was mijn allergrootste wens.
Bijbaantjes en stage
Er kwamen bijbaantjes, allemaal met de nodige stress, maar ik deed ze. Al duurde de angst maanden, ik zette door. Ik had geen keus. Opgeven is er niet bij. Ik heb geld nodig en als ik volwassen ben alleen maar meer. Bij de beroepsopleiding kwam ook de stage om de hoek. En waar ik al enigszins kampte met depressieve gevoelens en daarvoor enige begeleiding ontving. Kwam dit pas echt tot uiting bij mijn eerste stage plek.
Ik had mezelf naar binnen gekletst bij een advocatenkantoor in Zwolle. Want ik moest iets met aanzien doen, ik moest presteren. Dat ik daarbij volledig voorbij ging aan het angstige kind in mij dat had ik niet bewust door. Totdat de dag kwam dat ik alleen in de trein naar Zwolle moest en mezelf staande moest houden op een kantoor met zo’n 12 advocaten en hun secretaresses. I was way off. En na een aantal maanden liep ik vast. Ik kon via mijn moeder een stageplek krijgen bij één van de kantoren waar zij werkzaam was. En daar was de sfeer gemoedelijk en gezellig. Daar kon ik weer bijkomen en mijn jaar afmaken.
In mijn tweede stage ging het hetzelfde. Ik kwam terecht bij één of ander bureau in Almelo en waar de directeur mij op de tweede dag vroeg of ik tevreden was met mijn borsten ben ik linea recta met de bus terug gegaan naar Hardenberg. Huilend dat wel, want was er mis met mij. Ik had me toch gewoon kunnen verweren. Ik kwam hierna terecht bij een makelaarskantoor in Hardenberg. En ook al was het daar beter te doen voor mij. De depressie liet zich niet tegen houden en maakte me steeds een stukje kleiner en angstiger.
Mijn grote mensen baan!
Ik weet niet waarom ik dacht dat een enorm groot kantoor in Enschede met bedrijfsmakelaardij, woningmakelaardij en verzekeringen en tientallen collega’s mij een goed idee leek. Maar ik wilde mezelf bewijzen. En zoals altijd lulde ik mezelf naar binnen en werd ik aangenomen. Om terecht te komen op de afdeling bij de directeur van dit hele grote bedrijf. Een directeur die wilde dat zijn koffiekan met kopjes op een bepaalde manier op het blad stonden als je het kwam brengen. Een afdeling vol gelikte bedrijfsmakelaars en 2 secretaresses, waarvan de liefste op vakantie ging en de ander geen zin had om mij in te werken.
Een maand lang ben ik met niets dan zwart om me heen opgestaan. Huilend in de auto gestapt. Huilend naar Enschede gereden. Een maand lang heb ik elke dag huilend mijn moeder gebeld en huilend mijn vriend gebeld. En ondertussen was ik als een gek aan solliciteren. Want ik moest en zou hier weg. En dat lukte me, binnen een maand had ik een ander baan en ik kon binnen de opzegtermijn mijn baan bij dit kantoor opzeggen.
De dorpse baan
Nu zou alles beter worden… ik ging werken op een heel klein makelaarskantoor in een klein dorp. Aaaah veiligheid, kneuterigheid en warmte. Wrong! Ik kon natuurlijk niet weten dat de mensen op dit kantoor zo op elkaar in waren gespeeld en zo bekend met elkaar waren dat ik daar als 19 jarige nooit tussen zou passen. De één was een flirt, de ander was super streng en de dames waren absoluut niet fair tegen mij en ik voelde me verschrikkelijk alleen.
Ook hier huilde ik elke dag, elke middag en elke avond. Ik heb dat een half jaar vol gehouden. Ondertussen weer zoekend naar die uitweg. Op een gegeven moment vroeg men of ik een klap op mijn ogen had gehad omdat ze zo blauw waren. Maar nee, het was van het huilen. Al kon ik dat niet zeggen. Na een half jaar was ik volledig op. Ik at niet meer, ik sliep niet meer en ik trilde alleen maar. Ik kwam terecht in de ziektewet.
De eendagsbanen
Ik heb echt langere banen gehad. Ik heb ergens 2 jaar gewerkt, 1 jaar, 3 jaar en zelfs 6 jaar. Maar tussendoor waren soms wat uitschieters. Zoals de uitzendbaan na mijn depressie, die ook tijdelijk bedoelt was, maar ook bijna niet geweest was. Ik werd namelijk aangenomen en moest gelijk blijven. GELIJK BLIJVEN?? Weet je wel tegen wie je dit zegt? Dus ik belde mijn moeder. Hysterisch! “Ik kan hier niet blijven! Ik ben hier niet op voorbereid! Ik heb geen eten bij me!” Ik wilde na dit gesprek wat me al zoveel energie kostte terug naar de veiligheid van thuis. Maar dat kon niet. Ik moest blijven. En dat deed ik, 2 weken, toen zat de klus erop.
Na een baan van 3 jaar kwam ik terecht in een depressie, van waaruit ik weer een nieuw baan moest zoeken. Dus ging ik solliciteren en hoewel de man in dat gesprek ontzettend onaangenaam was vond ik dat ik blij moest zijn dat ik werd aangenomen dus zei ik ja. De angst en somberheid die ik had voor die eerste maandag was overweldigend. Maar ik moest. Het zou wel goed komen zei iedereen tegen me. Maar dat deed het niet. De angst had me in haar greep. Ik zat op het kantoor. Als buitenstaander. Alle saaie details van de baan in me op te nemen en ik kon maar niet bevatten dat dit mijn leven zou zijn. Dit werk? En toen kwam de error. Ik moest en zou weg. De smsjes naar mijn vriend en moeder waren niet meer te lezen. Ik dreigde uit het raam te springen. Toen mijn collega’s in overleg gingen besloot ik te vluchten. And I did. Ik heb mijn jas van de kapstok gegritst en ben weg gerend. Naar buiten. Langs de afdeling P&O want ik vond toch dat ik niet helemaal zomaar weg kon gaan en dat ik het haar wel even moest zeggen. Toen de manager van mijn afdeling erbij werd geroepen was hij niet blij. Maar toen ik eenmaal in de auto zat was ik wel blij en zo opgelucht. Ik kon naar huis!
Ik wilde erbij horen
Na mijn baan van 6 jaar wilde ik voor mezelf beginnen. Maar verschillende depressies hebben ook daar weer roet in het eten gegooid. Dus ik besloot dat ik er weer bij wilde horen. Waarbij weet ik niet precies. Maar bij het leven wat iedereen heeft? Werken? Kinderen naar de opvang? Racen? Klagen over je werk? En het hotel waar mijn broertje zijn feest heeft gevierd zocht iemand. En dat hotel leek me geweldig om te werken. Dus ik solliciteerde. En na wat heftige sollicitatiegesprekken werd ik aangenomen. Dolgelukkig was ik! Zie je wel! I still got it! Ik heb nog nooit in een hotel gewerkt, maar ik heb ze kunnen overtuigen van mijn kracht, van mijn wilskracht, van mijn karakter en persoonlijkheid! Let’s do this! Een oude bekende werkte er al jaren en ik kon met haar meerijden naar mijn eerste dienst.
Het weekend ervoor werd ik ziek. En ik wist stiekem wel waarom. Ik had mijn pak gekocht, en de pumps die verschrikkelijk liepen. Twijfel kroop in mij. Maar ik durfde niets te zeggen. Men had mij 10x gevraagd of ik het zeker wist. “Ja, deze keer wordt het anders.” Ik was gestopt met mijn antidepressiva, want dat hoorde niet bij deze baan vond ik.
De ochtend voor mijn middag dienst was ik ziek. In blinde paniek. Mijn man kwam thuis om bij de kinderen te blijven en ik riep “ik ga niet!” Hysterisch was ik. Maar hij gaf aan dat ik niet al thuis kon blijven voor de eerste dienst. Dus ik stapte in, ik zwaaide naar mijn gezin en wenste met heel mijn hart dat ik het niet had gedaan. Dat ik niet akkoord was gegaan met deze baan, dat ik überhaupt niet gesolliciteerd had. But I did.
Een week lang heb ik in een paniekaanval gezeten. Ik at niet meer, ik huilde thuis alleen maar, ik appte de meest rare dingen, ik dreigde dat ik mezelf wat zou aandoen, ik werd grauwer en grauwer. Tot een collega zei, “gaat het wel? Zo ken ik je helemaal niet?” Bij de kinderopvang waar ik mijn kinderen kwam ophalen zeiden ze “Karin, ik denk dat je moet stoppen want je ziet er heel slecht uit”. Ik begon te huilen, het klopt, ik ben in paniek, ik zit er al een week in, ik kan niet meer! En die middag ben ik gestopt.
Het is niet de schuld van de maandag
Natuurlijk kan de maandag er niets aan doen dat alle dingen waar ik bang voor was begonnen op een maandag. Maar de maandag en ik? Wij zijn geen vrienden meer.
2 comments
Bijna alles herken ik….bizar gewoon.
Heel helend om te lezen.
Dank je wel.
Rolf
Hi Rolf,
Bedankt voor je reactie en heel fijn dat het helend is om te lezen. Soms geeft herkenning heel veel rust.
Groetjes,
Karin